
« Er zijn nog veel meer dingen die Jezus heeft gedaan. Als die ooit uitgebreid zouden worden opgeschreven, dan zou de wereld zelf, denk ik, te klein zijn voor de geschreven boekrollen » (Johannes 21:25)
Jezus Christus en het eerste wonder geschreven in het evangelie van Johannes, hij verandert water in wijn: » Op de derde dag was er een bruiloft in Kana in Galilea. De moeder van Jezus was er, en ook Jezus en zijn discipelen waren voor de bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ Maar Jezus zei tegen haar: ‘Vrouw, wat gaat u of mij dat aan?* Mijn tijd* is nog niet gekomen.’ Zijn moeder zei vervolgens tegen de bedienden: ‘Doe alles wat hij zegt.’ Er stonden daar zes stenen waterkruiken, die nodig waren voor het reinigingsritueel van de Joden. Elke kruik had een inhoud van twee of drie maten. Jezus zei tegen hen: ‘Vul de kruiken met water.’ Ze vulden ze tot de rand. Toen zei hij: ‘Schep er nu wat uit en breng het naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze. De ceremoniemeester proefde het water dat nu in wijn was veranderd, terwijl hij niet wist waar het vandaan kwam (de bedienden die het water hadden geschept wisten het wel). Daarop riep de ceremoniemeester de bruidegom en zei tegen hem: ‘Iedereen schenkt eerst de goede wijn, en als de gasten dronken zijn de minder goede. Maar jij hebt de goede wijn tot nu bewaard.’ Dat deed Jezus in Kana in Galilea als het eerste van zijn wonderen. Zo toonde hij zijn glorie, en zijn discipelen geloofden in hem » (Johannes 2:1-11).
Jezus Christus geneest de zoon van een dienaar van de koning: » Hij kwam weer in Kana in Galilea, waar hij het water in wijn had veranderd. In Kape̱rnaüm was een hofbeambte met een zoon die ziek was. Toen de man hoorde dat Jezus vanuit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar hem toe. Hij vroeg of hij mee wilde gaan om zijn zoon, die op sterven lag, te genezen. Maar Jezus zei tegen hem: ‘Als jullie geen tekenen en wonderen zien, zullen jullie nooit geloven.’ Daarop zei de hofbeambte: ‘Heer, kom toch mee voordat mijn kind sterft.’ ‘Ga maar naar huis,’ zei Jezus, ‘je zoon leeft.’ De man geloofde wat Jezus tegen hem zei en vertrok. Terwijl hij onderweg was, kwamen zijn slaven hem tegemoet om te zeggen dat de jongen leefde. Toen hij hun vroeg op welk moment hij beter was geworden, antwoordden ze: ‘Gisteren op het zevende uur verdween de koorts.’ De vader besefte dat dat precies het moment was waarop Jezus tegen hem had gezegd: ‘Je zoon leeft.’ Hij en al zijn huisgenoten werden gelovigen. Dat was de tweede keer dat Jezus een wonder* deed+ na vanuit Judea naar Galilea gekomen te zijn » (Johannes 4:46-54).
Jezus Christus geneest een door demonen bezeten man in Kafarnaüm: » Hij daalde af naar Kape̱rnaüm, een stad in Galilea, waar hij het volk op de sabbat onderwees. Ze waren diep onder de indruk van zijn manier van onderwijzen, want hij sprak met gezag. In de synagoge was een man die bezeten was door een geest, een onreine demon. Hij schreeuwde: ‘Ach! Wat hebben we met jou te maken, Jezus de Nazarener? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet precies wie je bent: de Heilige van God.’ Jezus sprak de geest bestraffend toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg.’ De demon gooide de man op de grond, midden tussen de mensen. Daarna verliet hij hem zonder hem iets aan te doen. Iedereen stond verbaasd en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wat zijn dat voor woorden? Want met gezag geeft hij de onreine geesten een krachtig bevel en ze gaan weg!’ Het nieuws over hem verspreidde zich dan ook in de hele streek » (Lucas 4:31-37).
Jezus Christus drijft demonen uit in het land van de Gadarenen (nu de Jordaan, het oostelijke deel van de Jordaan, bij het Tiberias-meer): » Toen hij aan de overkant was gekomen, in het gebied van de Gadarenen, kwamen hem vanuit de begraafplaats twee mannen tegemoet. Ze waren door demonen bezeten en waren zo gewelddadig dat niemand langs die weg durfde te gaan. Ze schreeuwden en zeiden: ‘Zoon van God, wat hebben we met jou te maken? Ben je hier gekomen om ons vóór de vastgestelde tijd pijn te doen?’ Nu werd er een heel eind daarvandaan een grote kudde varkens gehoed. De demonen vroegen hem dringend: ‘Als je ons uitdrijft, stuur ons dan in de kudde varkens.’ Hij zei tegen ze: ‘Ga!’ Toen verlieten ze de twee mannen en gingen in de varkens. Vervolgens stormde de hele kudde van de steile helling af, het meer in, en verdronk in het water. De varkenshoeders vluchtten naar de stad en vertelden wat er allemaal gebeurd was, ook met de mannen die door demonen bezeten waren. De hele stad liep uit, Jezus tegemoet. Toen ze hem zagen, vroegen ze hem dringend om uit hun gebied weg te gaan » (Mattheüs 8:28-34).
Jezus Christus genas de schoonmoeder van de apostel Petrus: « Toen Jezus in het huis van Petrus kwam, zag hij Petrus’ schoonmoeder ziek op bed liggen. Ze had koorts. Hij raakte haar hand aan en de koorts verdween. Ze stond op en ging hem bedienen » (Matteüs 8:14,15).
Jezus Christus geneest een verlamde man met zijn rechterhand: « Op een andere sabbat ging hij naar de synagoge en begon te onderwijzen. Er was daar een man met een verschrompelde rechterhand. De schriftgeleerden en de farizeeën hielden Jezus scherp in de gaten om te zien of hij op de sabbat iemand zou genezen. Ze wilden namelijk iets vinden waarvan ze hem konden beschuldigen. Hij wist wat ze dachten en zei daarom tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Sta op en ga in het midden staan.’ De man stond op en deed het. Toen zei Jezus tegen ze: ‘Ik vraag jullie: is het toegestaan op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven* te redden of te vernietigen?’ Hij keek ze allemaal stuk voor stuk aan en zei daarna tegen de man: ‘Steek je hand uit.’ Dat deed hij en zijn hand werd weer gezond. Maar ze waren buiten zichzelf van woede en gingen met elkaar overleggen wat ze met Jezus zouden doen » (Lukas 6:6-11).
Jezus Christus geneest een man die lijdt aan waterzucht (oedeem, overmatige ophoping van vocht in het lichaam): » Een andere keer ging hij op de sabbat voor een maaltijd naar het huis van een leider van de farizeeën, en ze hielden hem scherp in de gaten. Ineens stond er een man voor hem die aan waterzucht leed. Jezus vroeg aan de wetgeleerden en de farizeeën: ‘Is het toegestaan op de sabbat iemand te genezen of niet?’ Maar ze zeiden niets. Hij pakte de man vast, genas hem en liet hem gaan. Toen zei hij tegen ze: ‘Als je zoon of je stier op de sabbat in een put valt, dan trek je die er toch ook meteen uit?’ Daar konden ze niets tegen inbrengen » (Lukas 14:1-6).
Jezus Christus geneest een blinde man: « Toen Jezus in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Hij hoorde een grote groep mensen voorbijkomen en vroeg wat er aan de hand was. Ze vertelden hem: ‘Jezus de Nazarener komt voorbij.’ Toen riep hij: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Degenen die vooropliepen, snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden. Maar hij riep nog harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei dat de man bij hem gebracht moest worden. Toen de man bij hem was, vroeg Jezus hem: ‘Wat wil je dat ik voor je doe?’ Hij zei: ‘Heer, laat me weer zien.’ Jezus zei tegen hem: ‘Je kunt weer zien. Je geloof heeft je beter gemaakt.’ Meteen kon hij weer zien. Hij ging hem volgen en eerde God. Ook alle mensen die het zagen, loofden God » (Lucas 18:35-43).
Jezus Christus geneest twee blinde mensen: « Terwijl Jezus verderging, werd hij door twee blinden gevolgd. Ze riepen: ‘Zoon van David, heb medelijden met ons.’ Nadat Jezus een huis was binnengegaan, kwamen de blinden bij hem en hij vroeg: ‘Geloven jullie dat ik dit kan doen?’ Ze antwoordden: ‘Ja, Heer.’ Toen raakte hij hun ogen aan en zei: ‘Het zal gebeuren naar jullie geloof.’ En hun ogen werden geopend. Jezus waarschuwde ze uitdrukkelijk: ‘Zorg ervoor dat niemand het te weten komt.’ Maar na hun vertrek vertelden ze het nieuws over hem in het hele gebied rond » (Matteüs 9:27-31).
Jezus Christus geneest een doofstomme: “Toen Jezus uit het gebied van Tyrus vertrok, ging hij via Sidon door het gebied van de Deka̱polis naar het Meer van Galilea. Daar werd een man bij hem gebracht die doof was en een spraakgebrek had. Ze smeekten Jezus of hij zijn hand op hem wilde leggen. Jezus nam hem apart, weg van de menigte. Vervolgens stak hij zijn vingers in de oren van de man, spuugde en raakte de tong van de man aan. Hij keek omhoog naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effatha.’ Dat betekent: ‘Ga open.’ Daarop werden de oren van de man geopend, zijn spraakgebrek verdween en hij ging normaal spreken. Jezus zei dat ze het aan niemand mochten vertellen, maar hoe meer hij daarop aandrong, hoe meer ze het rondvertelden. De mensen waren diep onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat hij doet is geweldig. Hij laat zelfs de doven horen en geneest mensen die niet kunnen spreken.’ » (Marcus 7:31-37).
Jezus Christus geneest een melaatse: « Er kwam ook een melaatse naar hem toe, die zelfs op zijn knieën viel en hem smeekte: ‘Als u het alleen maar wilt, kunt u me rein maken.’ Jezus had medelijden met hem, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het! Word rein.’ Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid, en hij werd rein » (Marcus 1:40-42).
De genezing van de tien melaatsen: « Terwijl hij naar Jeruzalem ging, trok hij door het grensgebied van Sama̱ria en Galilea. Toen hij een dorp binnenging, kwamen tien melaatsen hem tegemoet, maar ze bleven in de verte staan. Ze riepen: ‘Jezus, Meester, heb medelijden met ons!’ Hij zag ze en zei tegen ze: ‘Ga je aan de priesters laten zien.’ Terwijl ze onderweg waren, werden ze weer rein. Een van hen ging terug toen hij zag dat hij genezen was, en hij prees God met luide stem. Hij viel aan Jezus’ voeten neer en bedankte hem. Het was een Samaritaan. Jezus zei: ‘Alle tien zijn toch rein geworden? Waar zijn dan de andere negen? Is er niemand anders teruggekomen om God te eren dan deze man van een ander volk?’ Hij zei tegen hem: ‘Sta op en ga. Je geloof heeft je beter gemaakt.’ » (Lucas 17:11-19).
Jezus Christus geneest een verlamde: « Daarna was er een feest van de Joden, en Jezus ging naar Jeruzalem. In Jeruzalem is bij de Schaapspoort een bassin met vijf zuilengangen dat in het Hebreeuws Bethzatha heet. Daar lag een groot aantal zieken, blinden, kreupelen en mensen met misvormde ledematen. Er was daar ook een man die al 38 jaar ziek was. Jezus zag de man liggen en wist dat hij al heel lang ziek was. Daarom zei hij tegen hem: ‘Wil je gezond worden?’ ‘Mijnheer,’ antwoordde de zieke man, ‘ik heb niemand die mij in het bassin helpt als het water gaat bewegen. Ik ben nauwelijks onderweg of een ander is me al voor.’ Jezus zei: ‘Sta op! Pak je mat op en loop.’ Meteen werd de man gezond. Hij pakte zijn mat op en begon te lopen » (Johannes 5:1-9).
Jezus Christus geneest een epilepsie: “Ze kwamen bij de menigte, en er kwam een man naar Jezus toe die voor hem knielde en zei: ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij heeft epileptische aanvallen en hij is er slecht aan toe. Hij valt vaak in het vuur of in het water. Ik heb hem bij uw discipelen gebracht, maar die konden hem niet genezen.’ Jezus zei: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovige en zondige generatie! Hoelang moet ik nog bij jullie blijven? Hoelang moet ik jullie nog verdragen? Breng hem hier.’ Vervolgens sprak Jezus de demon bestraffend toe. Die verliet de jongen, en hij was onmiddellijk genezen. Toen Jezus alleen was, kwamen de discipelen naar hem toe en vroegen: ‘Waarom konden wij die demon niet uitdrijven?’ Hij antwoordde: ‘Omdat jullie geloof zo klein is. Want ik verzeker jullie: Als jullie geloof maar zo groot is als een mosterdzaadje, zullen jullie tegen deze berg zeggen: “Ga van hier naar daar”, en dan gaat hij. Niets zal dan onmogelijk voor jullie zijn.’ » (Matteüs 17:14-20).
Jezus Christus verricht een wonder zonder het te weten: » Terwijl Jezus ernaartoe ging, verdrong de menigte zich rondom hem. Nu was er een vrouw die al 12 jaar aan bloedvloeiingen leed, en niemand had haar kunnen genezen. Ze kwam van achteren naar hem toe en raakte de franje van zijn bovenkleed+ aan. Meteen hield de bloedvloeiing op. Jezus zei: ‘Wie heeft mij aangeraakt?’ Iedereen ontkende het en Petrus zei: ‘Meester, de mensen duwen en dringen van alle kanten tegen je aan.’ Maar Jezus zei: ‘Iemand heeft me aangeraakt, want ik merkte dat er kracht uit me wegging.’ De vrouw besefte dat haar aanraking was opgemerkt. Ze kwam bevend naar hem toe, knielde voor hem neer en legde in het bijzijn van alle mensen uit waarom ze hem had aangeraakt en dat ze meteen was genezen. Hij zei tegen haar: ‘Je geloof heeft je beter gemaakt, mijn dochter. Ga in vrede.’ » (Lucas 8:42-48).
Jezus Christus geneest op afstand: « Toen hij dat allemaal tegen het volk had gezegd, ging hij Kape̱rnaüm binnen. Er was daar een legerofficier die een slaaf had die veel voor hem betekende. Deze slaaf was ernstig ziek en lag op sterven. De legerofficier hoorde over Jezus en stuurde oudsten van de Joden naar hem toe met de vraag of hij wilde komen om zijn slaaf beter te maken. Ze kwamen bij Jezus, deden hem een dringend verzoek en zeiden: ‘Hij is het waard dat u hem deze gunst bewijst, want hij houdt van ons volk en heeft de synagoge voor ons laten bouwen.’ Jezus ging met ze mee. Maar toen hij niet ver meer van het huis was, stuurde de legerofficier vrienden naar hem toe met de boodschap: ‘Mijnheer, doe geen moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt. Om die reden ben ik niet zelf naar u toe gekomen. U hoeft het alleen maar te zeggen en dan wordt mijn dienaar beter. Want ook ik ben onder het gezag van anderen gesteld en ik heb soldaten onder me. Tegen de een zeg ik: “Ga!” en dan gaat hij, tegen een ander: “Kom!” en dan komt hij, en tegen mijn slaaf: “Doe dit!” en dan doet hij het.’ Jezus stond versteld toen hij die dingen hoorde. Hij draaide zich om naar de menigte die hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie: zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden.’ De mannen die gestuurd waren, gingen terug naar het huis en troffen daar de slaaf in goede gezondheid aan » (Lukas 7:1-10).
Jezus Christus heeft 18 jaar lang een vrouw met een handicap genezen: » Op een sabbat gaf Jezus in een van de synagogen onderwijs. Er was daar een vrouw die al 18 jaar te lijden had van een geest die haar ziek maakte. Ze was helemaal krom en kon niet rechtop staan. Toen Jezus haar zag, sprak hij haar aan en zei: ‘Vrouw, je bent van je kwaal* verlost.’ Hij legde zijn handen op haar en meteen ging ze rechtop staan en loofde ze God. Maar de bestuurder van de synagoge was verontwaardigd omdat Jezus iemand genas op de sabbat. Hij zei tegen de menigte: ‘Er zijn zes dagen om te werken. Kom op die dagen om genezen te worden en niet op de sabbat.’ Maar de Heer antwoordde: ‘Huichelaars! Jullie maken op de sabbat toch ook je stier of ezel los en leiden hem uit de stal weg om hem te drinken te geven? Deze vrouw is een dochter van Abraham en werd door Satan 18 jaar geboeid gehouden. Mocht ze dan niet op de sabbat van deze boeien worden verlost?’ Toen hij dat zei, voelden al zijn tegenstanders schaamte, maar de menigte was juist blij met alle geweldige dingen die hij deed » (Lukas 13:10-17).
Jezus Christus geneest de dochter van een Fenicische vrouw: « Jezus vertrok en ging naar het gebied van Tyrus en Sidon. Er kwam een Fenicische vrouw uit dat gebied naar hem toe, die riep: ‘Heer, Zoon van David, heb medelijden met mij! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ Maar hij zei niets terug. Zijn discipelen kwamen naar hem toe en zeiden: ‘Stuur haar alsjeblieft weg, want ze blijft ons maar achternaroepen.’ Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen naar de verloren schapen van het huis van Israël gestuurd.’ Maar de vrouw ging hem eer bewijzen en zei: ‘Heer, help me!’ Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om het brood dat voor de kinderen is voor de hondjes te gooien.’ Ze zei: ‘Dat is waar, Heer, maar de hondjes eten wel de kruimels die van de tafel van hun baas vallen.’ Jezus antwoordde: ‘Vrouw, je hebt een groot geloof. Wat je graag wilt, zal gebeuren.’ En haar dochter werd onmiddellijk genezen » (Matteüs 15:21-28).
Jezus Christus kalmeerde een storm: « Hij stapte in een boot en zijn discipelen volgden hem. Plotseling begon het op het meer zo hevig te stormen dat de golven de boot overspoelden. Maar Jezus lag te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Heer, red ons! We vergaan!’ Maar hij zei tegen ze: ‘Waarom zijn jullie zo bang? Wat is jullie geloof toch klein!’ Hij stond op en sprak de wind en het meer bestraffend toe, en het werd helemaal stil. De mannen zeiden vol verbazing: ‘Wat is dit toch voor iemand? Zelfs de wind en het meer doen wat hij zegt!’ » (Matteüs 8:23-27). Dit wonder laat zien dat er in het aards paradijs geen stormen of overstromingen meer zullen zijn die rampen zullen veroorzaken.
Jezus Christus wandelend op de zee: « Nadat hij de mensen had weggestuurd, ging hij de berg op om in afzondering te bidden. Het werd avond en hij was daar alleen. Inmiddels was de boot honderden meters van de oever verwijderd en de golven beukten tegen de boot, want ze hadden tegenwind. Maar tijdens de vierde nachtwake* kwam Jezus lopend over het meer naar ze toe. Toen de discipelen hem over het meer zagen lopen, schrokken ze en riepen: ‘Het is een verschijning!’ En ze schreeuwden het uit van angst. Maar Jezus zei meteen: ‘Rustig maar! Ik ben het, wees niet bang.’ Petrus antwoordde: ‘Heer, als jij het bent, zeg me dan dat ik over het water naar je toe moet komen.’ Hij zei: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij naar de storm keek, werd hij bang. Hij begon te zinken en riep: ‘Heer, red me!’ Onmiddellijk stak Jezus zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: ‘Waarom ben je gaan twijfelen? Wat is je geloof toch klein!’ Nadat ze in de boot waren geklommen, ging de storm liggen. Toen gingen degenen die in de boot waren hem eer bewijzen en zeiden: ‘Jij bent echt Gods Zoon.’ » (Matteüs 14:23-33).
De wonderbaarlijke vangst: « Op een keer stond hij aan het Meer van Genne̱sareth. De menigte verdrong zich rondom hem om naar het woord van God te luisteren. Hij zag twee boten aan de oever van het meer liggen. De vissers waren eruit gestapt en waren de netten aan het uitspoelen. Hij stapte in een van de boten (die van Simon) en vroeg hem een eindje van het land weg te varen. Vervolgens ging hij zitten om de menigte vanuit de boot te onderwijzen. Toen hij klaar was met spreken, zei hij tegen Simon: ‘Ga naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’ Maar Simon antwoordde: ‘Meester, we hebben de hele nacht hard gewerkt en niets gevangen. Maar omdat jij het zegt, zal ik de netten uitgooien.’ Toen ze dat deden, vingen ze zo veel vis dat de netten dreigden te scheuren. Daarom gebaarden ze naar hun collega’s in de andere boot dat ze moesten komen helpen. Die kwamen, en ze laadden beide boten zo vol dat ze bijna zonken. Toen Simon Petrus dat zag, viel hij voor Jezus op zijn knieën en zei: ‘Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig man.’ Hij en alle mensen die bij hem waren, waren namelijk verbijsterd over de grote hoeveelheid vis die ze hadden binnengehaald. Dat gold ook voor Jakobus en Johannes, de zonen van Zebede̱üs, die collega’s van Simon waren. Maar Jezus zei tegen Simon: ‘Je hoeft niet meer bang te zijn. Voortaan zul je mensen levend vangen.’ Ze brachten de boten terug aan land, lieten alles achter en gingen hem volgen » (Lucas 5:1-11).
Jezus Christus vermenigvuldigt de broden: « Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea, ook het Meer van Tibe̱rias genoemd. Een grote menigte bleef hem volgen, omdat ze de wonderen zagen die hij deed — dat hij de zieken genas. Daarom ging Jezus een berg op, waar hij met zijn discipelen ging zitten. Het was kort voor het Pascha, het feest van de Joden. Toen Jezus opkeek en zag dat er een grote menigte naar hem toe kwam, zei hij tegen Fili̱ppus: ‘Waar zullen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’ Hij vroeg dat om hem op de proef te stellen, want hij wist al wat hij ging doen. Fili̱ppus antwoordde: ‘Al kopen we voor 200 denarii brood, dan is dat nog te weinig om iedereen zelfs maar een klein stukje te geven.’ Een van zijn discipelen, Andre̱as, de broer van Simon Petrus, zei tegen hem: ‘Er is hier een jongetje met vijf gerstebroden en twee visjes. Maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ Jezus zei: ‘Laat de mensen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten. Er waren ongeveer 5000 mannen. Jezus pakte het brood, sprak een dankgebed uit en deelde het uit aan de mensen die daar zaten. Hetzelfde deed hij met de visjes, en ze kregen zo veel ze maar wilden. Toen ze genoeg hadden gegeten, zei hij tegen zijn discipelen: ‘Verzamel het eten dat over is, zodat er niets verloren gaat.’ Ze verzamelden het dus en vulden 12 manden met wat was overgebleven nadat iedereen van de vijf gerstebroden had gegeten. Toen de mensen het wonder zagen dat hij had gedaan, zeiden ze: ‘Dit moet wel de Profeet zijn die in de wereld zou komen.’ Maar Jezus wist dat ze hem wilden dwingen mee te gaan om hun koning te worden. Daarom trok hij zich weer op de berg terug, helemaal alleen » (Johannes 6:1-15). Er zal voedsel in overvloed zijn over de hele aarde (Psalmen 72:16; Jesaja 30:23).
Jezus Christus voedde de zoon van een weduwe op: « Kort daarna ging hij naar de stad Na̱ïn, en zijn discipelen en een grote menigte gingen met hem mee. Toen hij in de buurt van de stadspoort kwam, werd er net een dode man naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Er was ook een grote groep mensen uit de stad bij haar. Toen de Heer haar zag, kreeg hij medelijden met haar en zei: ‘Huil maar niet.’ Hij kwam dichterbij en raakte de baar aan. De dragers bleven staan en hij zei: ‘Jongeman, ik zeg je: sta op!’ De dode man kwam overeind en begon te praten, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder. Iedereen werd vervuld met ontzag. Ze loofden God en zeiden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’ en: ‘God heeft aan zijn volk gedacht.’ Dat nieuws over hem werd bekend in heel Judea en het gebied eromheen » (Lucas 7:11-17).
Jezus Christus wekt de dochter van Jaïrus op: « Terwijl hij nog aan het praten was, kwam er iemand uit het huis van de synagogebestuurder, die zei: ‘Uw dochter is gestorven. Val de Meester niet langer lastig.’ Jezus hoorde het en zei tegen Jaï̱rus: ‘Wees niet bang, maar heb geloof, dan zal ze worden gered.’ Toen hij bij het huis kwam, liet hij niemand met zich mee naar binnen gaan behalve Petrus, Johannes, Jakobus en de vader en moeder van het meisje. Alle mensen huilden om haar en sloegen zich op de borst van verdriet. Daarom zei hij: ‘Houd op met huilen, want ze is niet gestorven, ze slaapt.’ Maar ze lachten hem uit, want ze wisten dat ze gestorven was. Toen pakte hij haar hand en riep: ‘Kind, sta op!’ Ze kwam weer tot leven en stond meteen op, en Jezus zei dat ze haar iets te eten moesten geven. 56 Haar ouders waren buiten zichzelf van blijdschap, maar hij zei dat ze aan niemand mochten vertellen wat er was gebeurd » (Lucas 8:49-56).
Jezus Christus wekt zijn vriend Lazarus op, die vier dagen geleden stierf: « Jezus was nog niet in het dorp maar was nog op de plek waar Martha hem had ontmoet. Toen de Joden die bij Maria in huis waren om haar te troosten, haar haastig zagen opstaan en vertrekken, volgden ze haar. Ze dachten dat ze naar het graf ging om daar te huilen. Toen Maria op de plek kwam waar Jezus was en hem zag, viel ze aan zijn voeten. Ze zei: ‘Heer, als je hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn.’ Toen Jezus haar zag huilen en ook de Joden die met haar waren meegekomen, zuchtte hij in zichzelf. Het raakte hem diep. Hij vroeg: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Ze zeiden: ‘Kom maar kijken, Heer.’ Jezus liet zijn tranen de vrije loop. Toen zeiden de Joden: ‘Kijk eens hoe hij aan hem gehecht was!’ Maar sommigen van hen zeiden: ‘Hij heeft de ogen van de blinde man geopend. Kon hij dan niet voorkomen dat deze man stierf?’
Na opnieuw in zichzelf te hebben gezucht, ging Jezus naar het graf. Het was een grot, en er lag een steen tegenaan. ‘Haal de steen weg’, zei Jezus. Martha, de zus van de overledene, zei tegen hem: ‘Maar Heer, de stank! Het is al de vierde dag.’ Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je de glorie van God zou zien als je zou geloven?’ Toen haalden ze de steen weg. Jezus keek omhoog en zei: ‘Vader, dank u wel dat u me hebt verhoord. Ik weet dat u me altijd verhoort. Maar ik zeg dit voor de menigte die hier staat, zodat ze zullen geloven dat u me hebt gestuurd.’ Nadat hij dat had gezegd, riep hij met een luide stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De man die dood was geweest, kwam naar buiten met windsels om zijn handen en voeten en met een doek om zijn gezicht gewikkeld. Jezus zei tegen hen: ‘Maak hem los en laat hem gaan.’ » (Johannes 11: 30-44).
De laatste wonderbaarlijke vangst (kort na de opstanding van Christus): « Toen het ochtend werd, stond Jezus op de oever, maar de discipelen beseften niet dat het Jezus was. Jezus zei tegen ze: ‘Kinderen, hebben jullie misschien wat te eten?’ ‘Nee’, antwoordden ze. Hij zei: ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van de boot en je zult iets vangen.’ Ze gooiden het dus uit, en er zat zo veel vis in dat ze het niet meer konden binnenhalen. De discipel van wie Jezus veel hield+ zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, deed hij zijn bovenkleed aan, want hij was naakt, en sprong in het meer. Maar de andere discipelen kwamen met de kleine boot en sleepten het net vol vissen achter zich aan. Ze waren niet ver van land, ongeveer 90 meter » (Johannes 21:4-8).
Jezus Christus heeft vele andere wonderen gedaan. Ze stellen ons in staat ons geloof te versterken, ons aan te moedigen en een glimp op te vangen van de vele zegeningen die er in het paradijs zullen zijn. De geschreven woorden van de apostel Johannes vatten heel goed het wonderbaarlijke aantal wonderen samen dat Jezus Christus deed, als garantie voor wat er in het paradijs zal gebeuren: « Er zijn nog veel meer dingen die Jezus heeft gedaan. Als die ooit uitgebreid zouden worden opgeschreven, dan zou de wereld zelf, denk ik, te klein zijn voor de geschreven boekrollen » (Johannes 21:25).
***
Dutch: Zes Bijbelstudieonderwerpen
Een samenvattende tabel met meer dan zeventig talen, met zes belangrijke Bijbelartikelen in elke taal…
Table of contents of the http://yomelyah.fr/ website
Lees de Bijbel dagelijks. Deze content bevat educatieve Bijbelartikelen in het Engels, Frans, Spaans en Portugees (gebruik Google Translate om een van deze talen te selecteren, evenals de taal van uw keuze, om de inhoud van deze artikelen te begrijpen).
***